Dit is een paragraaf. Klik hier om je eigen tekst toe te voegen.
Rijke taal
Taal is kapitaal, cultureel en symbolisch. Wanneer kinderen uitgedaagd worden om in een of zelfs meerdere talen hun gedachten te vormen en te communiceren, dan hebben zij een krachtig instrument in handen om te groeien en
te leren.
​Hier kunnen gezin en onderwijs elkaar
perfect aanvullen en versterken.


​​Wat zegt de literatuur over het taalniveau bij kinderen? En specifiek bij kinderen in een kwetsbare situatie?
Een studie over woordenschat en SES laat zien dat kinderen met een hoog SES wekelijks ongeveer 215.000 woorden van hen ouders te horen krijgen. Kinderen met een laag SES horen slechts 62.000 woorden.
Daarnaast krijgen kinderen met een lager SES ook veel minder verschillende woorden te horen.
​
​
De woordenschat van driejarigen van hoger opgeleide ouders is vaak dubbel zo groot als deze van kinderen van armere, lager opgeleide ouders. Tegen de leeftijd van 15 is de kans dan ook groot dat de kinderen van hoger opgeleide ouders een hoger diploma behalen.’ (Bron Hart & Risley, 1995).
​
​
​
​
​​Duidelijk is dat taalachterstand niet alleen een link heeft met anderstaligheid, maar vooral met de socio-economische positie van gezinnen. Een taalachterstand is niet hetzelfde als laaggeletterdheid.
​
Thuis heerst een andere taalcultuur dan op school:
1 Een thuissituatie onder stress heeft een negatieve invloed op het taalniveau van het kind. Het is een minder goede leeromgeving om taalontwikkeling te stimuleren dan wanneer het kind in een stabiele, relaxte thuissituatie opgroeit.
2 Daarnaast speelt ook het onderwijsniveau van de moeder een rol. Is de moeder laagopgeleid, dan kan dit de taalontwikkeling van het kind negatief beïnvloeden.
3 De stijl van ouderschap kan een positieve of negatieve invloed uitoefenen. Bij positieve ouderschap, waar het kind wordt aangemoedigd en uitgedaagd tijdens het leerproces, zullen de taalleerkansen groter zijn dan bij kinderen die opgroeien onder een negatief ouderschap.
​
De beste manier om daaraan tegemoet te komen, is door rijke taal te gebruiken in de klas en zo in te spelen op de talige hindernissen die leerlingen in armoede ervaren.
​
Als onderzoeker aan het psychologisch instituut van Moskou bestudeert Lev Vygotski de manier waarop taal ons denken beïnvloedt. Hij ondervindt dat taal zoveel meer is dan de pure weergave van onze gedachten. Door woorden te geven aan wat we denken, sturen we tegelijk ook ons denken.
Daarnaast bestudeert hij ook hoe kinderen leren. Hij concludeert dat kinderen actief zijn in het zoeken naar kennis en vaardigheden, maar dat ze een sociale omgeving nodig hebben om zich te ontwikkelen en een stapje verder te gaan. Kinderen leren door samen met volwassenen of leeftijdsgenootjes activiteiten te ondernemen. Daartoe leren ze ook taal: om die interactie met anderen te kunnen aangaan. De uitdaging voor leerlingen uit verschillende culturen is een gemeenschappelijke, sociale taal vinden om met elkaar te communiceren.
​


Het is belangrijk dat kinderen een ‘taal’ leren om over hun gevoelens te praten en denken. Emoties uitdrukken in de eigen taal maakt het voor leerlingen met een migratieachtergrond gemakkelijker om emoties uit te drukken in het Nederlands. Leerlingen die hun gevoel niet kunnen verwoorden, worden bijvoorbeeld agressief of trekken zich terug. Hoe ouder kinderen zijn, hoe meer van ze wordt verwacht dat ze met taal uiting geven aan hoe ze zich voelen. Waar een kleuter nog mag huilen of schoppen als iets hem niet zint of iets niet lukt, vinden we dat bij een kind van tien jaar ongepast.
Kinderen leren het talig uiten van hun emoties van anderen, van hun ouders of op school. Opvoedersfiguren die een gesprek aangaan met een kind dat boos of verdrietig is, leren het kind woorden te geven aan hun emoties. Door regelmatig te praten over gevoelens bouwen kinderen een gevoelswoordenschat op. Hoe meer gevoelswoorden kinderen tot hun beschikking hebben, hoe nauwkeuriger ze kunnen zeggen hoe ze zich voelen. Het maakt bijvoorbeeld nogal een verschil of een kind kan zeggen: "Nee, ik ben niet gewoon boos, ik ben ontzettend boos".
​
De maatschappij verwacht dat mensen over bepaalde sociale en communicatieve vaardigheden beschikt om te kunnen deel nemen aan het maatschappelijk leven. Deze vaardigheden worden van jongs af aan geleerd in sociale contexten die het thuis- of school-milieu aanbiedt.
Kinderen die opgroeien in een kansarm milieu leven in een andere cultuur en hanteren letterlijk een andere taal (ook al zijn ze Nederlandstalig). Zij hebben minder gelegenheid om te experimenteren met gedrag. Een rijk taalaanbod helpt hen om te verwoorden hoe zij dingen ervaren en uiting te geven aan hun verlangens.
​
We gaan in deze vorming niet verder op taal didactiek zelf. Je kan hiervoor terecht bij mijn collega's experten in het Onderwijscentrum Brussel.
Tips
Een goede start op school betekent veel voor kinderen. Dit onderzoeksproject focust op de eerste schoolervaringen van kinderen uit gezinnen in armoede. Hoe verloopt de transitie van thuis of kinderopvang naar de kleuterschool bij hen? Welke leerkansen worden aan deze kinderen geboden? Welke niet? En wat leren we daaruit om reproductie van sociale ongelijkheid in het onderwijs tegen te gaan?
Talensensibilisering bereidt kinderen voor op een maatschappij waarin talige en culturele diversiteit een feit is. Door kinderen te leren wat het is om in een diverse wereld te leven, staan zij meer open voor verschillende taal- en cultuurgemeenschappen. Ook krijgen ze zicht op hun eigen (meer)talige identiteit en die van hun klasgenoten. Het herkennen en erkennen van die identiteit draagt in sterke mate bij aan hun welbevinden op school.

Wat als meertalige kinderen in de klas moeite hebben met het Nederlands? Deze leerlingen zijn gebaat met extra maatregelen op school. Maar in sommige gevallen volstaat dat niet en is logopedische hulp nodig. Wanneer is uitbreiding van zorg aangewezen? De oudervragenlijst ALDeQ-NL helpt om dit te bepalen. Met de vragenlijst kan je meertalige leerlingen met een taalprobleem herkennen.
Iedereen leest: In Vlaanderen en Brussel richten verschillende organisaties zich tot lezers of leesbevorderaars (leesbegeleiders, ouders, leerkrachten, bibliotheekmedewerkers...). Zij ontwikkelen of begeleiden initiatieven zoals leesclubs, samenleesgroepen of organiseren voorlezen-aan-huiswerkingen, voorleesmomenten of workshops waar boeken en lezen de hoofdtoon zetten. De doelgroepen zijn divers, van kinderen tot volwassenen.
​
Moedig je leerlingen aan om voorlezer te worden. Het verrijkt hun eigen taalontwikkeling. Bovendien is lezen leuk, leerrijk en verruimt het je blik op jezelf en de wereld.
​